In het helpen van mensen met een verstandelijke beperking maakt Philadelphia Zorg onder meer gebruik van sociale robots. In de loop der jaren is daar een volledig platform voor ontwikkeld dat op gepaste wijze kan communiceren met de cliënten. Deze robots maken steeds verder integraal onderdeel uit van zorgteams, waarbij ze de werklast van de zorgprofessionals soms al stapsgewijs verminderen.
Xenia Kuiper is Programmamanager Sociale Robotica bij Philadelphia Zorg. In 2016 al is Philadelphia begonnen met het introduceren van sociale robotica en kunstmatige intelligentie in de zorgverlening. Ze legt uit: “Philadelphia is continu bezig met nadenken over de manier waarop technologie kan helpen bij het oplossen van toekomstige problemen, zoals het dreigende tekort op de arbeidsmarkt. En het vergoten van zelfredzaamheid van cliënten.”
“Wat specifiek bij ons speelt is bovendien dat mensen met een verstandelijke beperking in bepaalde mate goed zelfredzaam kunnen zijn, maar voor sommige repeterende zaken momenteel nog afhankelijk zijn van andere mensen. We gingen dus kijken of sociale robotica daar, als aanvulling op de mens, bij zou kunnen helpen om hun zelfstandigheid te vergroten.”
Ze benadrukt dat het daarbij altijd gaat om een combinatie van mensen en zorgtechnologie. “Wat aantrekkelijk is aan een sociale robot is dat het meer is dan alleen een apparaat, zoals een tablet. Een robot kan de gebruiker eventueel zelf begeleiden bij het gebruik van technologie. Dat heb je minder bij alleen een computer, dat vraagt meer van de digitale vaardigheden van een gebruiker. Dus toen we toegang konden krijgen tot een Pepper-robot in Nederland hebben we dat in gang gezet.”
365 dagen per jaar
Op dit moment werken bij Philadelphia zes Pepper robots 365 dagen per jaar mee in de zorgverlening. “Ze maken dus echt onderdeel uit van het zorgteam, en zijn gestationeerd op locatie bij de cliënt zodat ze 1 op 1 zorg kunnen bieden. In zo’n team nemen de robots een deel van de taken van de zorgprofessionals over. Ze begeleiden de cliënten bij allerlei levensthema’s, van gezelligheid tot emotionele uitlaatklep. Onderdeel van de robot zijn diverse begeleidingsprogramma’s, zoals rouwverwerking, verkeersveiligheid of leerbaar weerbaar.”
“Op educatief gebied heeft zo’n robot veel te bieden. Je kunt hem van alles laten leren, en we zien dat mensen met een verstandelijke beperking dat geweldig vinden. Zo kunnen ze bijvoorbeeld een nieuwe taal leren.” Omdat de robots constant actief zijn verandert de zorgvraag vanuit cliënten, waardoor de communicatie en samenwerking met zorgprofessionals mede verandert. En hierdoor wordt er een ander soort beslag gedaan op de ondersteuning van zorgprofessionals.
Toepassingen
De specifieke zorgtoepassingen ontwikkelt Philadelphia samen met een innovatiepartner (The Innovation Playground). “Toen we in 2016 de eerste robot vol verwachting uitpakten had hij natuurlijk alleen maar een reeks voorgeprogrammeerde Engelse functies. Daar konden we nog niet veel mee. We hebben dus zelf besloten om er met software sociale interactie met verbale aansturing aan toe te voegen. Want veel cliënten kunnen best veel zelf, maar ze hebben daar vaak ook nog enige verbale aansturing bij nodig. Het is prachtig dat robots daarbij kunnen helpen.”
Daar is Philadelphia destijds stapsgewijs mee begonnen, en in de loop der jaren is dat uitgegroeid tot een gedegen softwareplatform voor zorgrobots, Robot Ctrl. “Onze robot is daarom nu sterk gericht op het voeren van gesprekken met cliënten. Hij kan nu in feite een oneindige dialoog voeren.” Die gesprekken zijn op basis van praktijkonderzoeken opgebouwd. “We zijn in de loop der tijd al tientallen keren gaan logeren bij onze doelgroep om erachter te komen waar de robot cliënten bij kan helpen, en welke gesprekspakketten daarbij kunnen ondersteunen.” Ondertussen heeft Philadelphia in drie jaar tijd 2.000 van die gesprekspakketten gemaakt. Een beperking is wel dat onverwachte gebeurtenissen daar nog niet door gedekt worden. “Toen de coronapandemie plots losbarstte stond de robot met zijn mond vol tanden.”
Medewerkers
De robot interacteert binnen de praktijk context natuurlijk niet alleen met cliënten, maar ook met zorgprofessionals. De reactie op een dergelijke robotcollega bij medewerkers is volgens Kuiper heel divers. “Die praktijkonderzoeken zijn vaak gedaan met mensen die er grotendeels enthousiast over zijn. We hebben 7.600 medewerkers in dienst, en 8.600 cliënten. Daarvan zijn ongeveer 45 cliënten en 110 medewerkers betrokken geweest bij het ontwikkelen van die robots. Dat is een mooi resultaat, maar is uiteindelijk relatief gezien nog maar een klein percentage.”
“We zien in de teams waar robots worden ingezet dat er vaak twee of drie medewerkers direct heel erg enthousiast worden, en zelf ook met ideeën komen. Andere medewerkers blijven toch wat meer op afstand staan, zij kijken het liever eerst even aan. Maar uiteindelijk zien we in praktijk dat ook de grootste criticasters meegaan omdat ze zien dat de robot hun werk verlicht en de client een betere kwaliteit van leven krijgt. Onbekend maakt onbemind. En mensen hebben soms in het begin verkeerde verwachtingen over de robots, het is belangrijk die verwachtingen goed te managen.”
Helpen
“We gaan op dit moment alleen met een robot naar cliënten die zelf aangeven dat ze dat willen dus niet omdat de zorgprofessionals dat bepalen, zeggenschap is erg belangrijk binnen Philadelphia. We zien dat zij er vaak onbevangen ingaan, en ze weten redelijk goed waar ze zelfstandiger in willen worden, bij welke dromen de robot hen zou kunnen helpen. Dat is overigens ook voor ons belangrijk, we zetten geen robot neer bij iemand die hem vervolgens de hele dag in de hoek laat staan. We hebben veel meer aanvragen dan we kunnen invullen nu. Dus het moet wel meerwaarde hebben in het bereiken van de ontwikkeldoelen van cliënten.”
Overigens zit Philadelphia niet vast aan Pepper. “Ons uitgangspunt is het bredere platform, niet één enkele robot met maar één toepassing. De leercurve die we hebben meegemaakt is dat we nu niet meer denken in alleen robots, maar veel meer in interactiecontent en data. En of dat nu gebeurt met een fysieke robot of een andere verschijningsvorm, is uiteindelijk minder belangrijk. Het gaat om de waardevolle gesprekken die mensen hebben, en waar we ze betere zorg mee kunnen bieden.”