Ratten maken mentale kaarten van bedreigende locaties en houden deze actief in gedachten om gevaar te vermijden, zelfs wanneer ze zich niet meer op die plekken bevinden. Dit blijkt uit een studie waar ook robots bij werden gebruikt, gepubliceerd in PLOS Biology door onderzoekers van de Universiteit van Minnesota onder leiding van A. David Redish. De resultaten bieden nieuwe inzichten in de neurologische basis van angst.
In het experiment moesten ratten een L-vormig parcours afleggen, waarbij voedsel aan het einde van de route lag. Bij het voedsel stond echter een robot die was ontworpen om een roofdier na te bootsen, met klauwachtige grijpers en een staart die leek op die van een schorpioen. Wanneer de ratten de robot naderden, bewoog deze soms dreigend richting hen, wat leidde tot aarzelend of terugtrekkend gedrag.
Uit metingen van hersenactiviteit bleek dat de ratten hun gedrag baseerden op mentale beelden van de robot. In de hippocampus, het hersengebied dat betrokken is bij geheugen en ruimtelijke navigatie, werden specifieke “plaatscellen” actief die de locatie van de robot representeerden. Zelfs wanneer de ratten al naar een veilige plek waren gevlucht, bleven deze plaatscellen actief, wat suggereert dat de ratten mentaal bezig waren met de bedreiging.
Daarnaast onderzocht het team het effect van diazepam, een medicijn tegen angst. Na toediening vertoonden de ratten minder angstig gedrag en veranderde de activiteit in hun hippocampus. De plaatscellen die eerder geassocieerd waren met de dreiging werden minder actief, wat duidt op een afname van zorgelijk gedrag.
Volgens de onderzoekers laat de studie zien hoe angst voortkomt uit het vermogen om negatieve situaties mentaal voor te stellen. Dit mechanisme, dat ook bij mensen voorkomt, kan bijdragen aan een beter begrip van angststoornissen en hun neurologische basis.
Foto: Redish Lab, University of Minnesota
