Nederland behoort tot de Europese landen met het grootste aandeel inwoners dat vaardig is in internet-, computer- en softwaregebruik, zogenoemde digitale vaardigheden. Bijna 80 procent van de 16- tot 75-jarige Nederlanders had in 2021 digitale basisvaardigheden of meer dan digitale basisvaardigheden, tegen 54 procent gemiddeld in de Europese Unie. Dit blijkt uit het onderzoek ‘ICT-gebruik van huishoudens en personen’ van het CBS en Eurostat.
Digitale vaardigheden worden bepaald aan de hand van het aantal activiteiten op vijf gebieden: informatie en digitale geletterdheid, online communicatie, computers en online diensten, privacybescherming en softwaregebruik. Iemand heeft digitale basisvaardigheden als hij/zij ten minste één activiteit doet op de gebieden informatie en communicatie en één of twee op de andere gebieden.
Meer dan digitale basisvaardigheden heeft iemand als er twee of meer activiteiten worden uitgevoerd op de gebieden informatie en communicatie en drie of meer op de andere gebieden.
Nederland en Finland aan kop met minimaal basisvaardigheden
Samen met Finland heeft Nederland het grootste aandeel inwoners met minimaal basisvaardigheden, bijna 80 procent. Hiermee heeft Nederland het Europese doel van digitalisering 2030 al bijna bereikt: in dat jaar moet 80 procent van de EU-bevolking ten minste digitale basisvaardigheden hebben. Met 52 procent is ons land zelfs koploper met meer dan basisvaardigheden (Finland; 48 procent).
Bulgarije en Roemenië hebben de laagste aandelen inwoners met minimaal basisvaardigheden, met respectievelijk 31 en 28 procent. Ook Polen en Italië scoren op dit punt lager dan het EU-gemiddelde (43 en 46 procent).
Meeste vaardigheden op gebied van communicatie
Op het gebied online communicatie was het aandeel Nederlanders in 2021 met meer dan basisvaardigheden groter (93 procent) dan op andere gebieden. Het gaat hierbij om e-mailen, bellen via internet, sociale netwerken gebruiken en online mening geven over maatschappelijke of politieke kwesties.
Ook op de gebieden informatie en digitale geletterdheid (zoals online informatie opzoeken, nieuws lezen, nepnieuws herkennen) en computers en online diensten (bijvoorbeeld online winkelen, apps installeren en een online cursus volgen) had respectievelijk 89 procent en 83 procent van de Nederlanders vaardigheden die het basisniveau ontstijgen.
Het EU-gemiddelde was 68 procent voor het gebied informatie en digitale geletterdheid en 53 procent voor computers en online diensten.
Nederlanders minder vaardig met softwaregebruik
Privacybescherming en softwaregebruik zijn wat lastigere gebieden voor veel Nederlanders en Europeanen. Op het gebied privacybescherming beschikte 72 procent van de Nederlanders over meer dan basisvaardigheden; op het gebied van softwaregebruik 65 procent. Het EU-gemiddelde was respectievelijk 44 en 45 procent.
Het gebied softwaregebruik omvat onder andere het gebruik van programma’s voor tekstverwerking en spreadsheets. Ook het schrijven van computerprogramma’s in een programmeertaal wordt hiertoe gerekend.
Grote verschillen tussen leeftijdsgroepen
Wat mensen kunnen met internet en computers verschilt sterk naar leeftijd en opleiding. Zo is het percentage Nederlanders met meer dan basisvaardigheden bij 25- tot 45-jarigen ruim twee keer zo hoog als bij 65- tot 75-jarigen. Van de 25-tot 45-jarigen had 64 procent meer dan basisvaardigheden. Onder 65- tot 75-jarigen was dit aandeel 28 procent.
Van de hoogopgeleiden had 70 procent digitale vaardigheden boven het basisniveau. Dit aandeel is ruim twee keer zo groot als onder de laagopgeleiden (31 procent). Van de middelbaar opgeleiden had de helft meer dan basisvaardigheden. De verschillen in digitale vaardigheden tussen mannen en vrouwen zijn kleiner. Het aandeel mannen met meer dan basisvaardigheden bedroeg 56 procent, tegen 47 procent onder de vrouwen.